Mechanische problemen:
•  krachtsverlies
•  coördinatieproblemen
•  (ineens) minder zin om te bewegen
•  moeite met springen
•  stijfheid, moeilijk op gang komen
•  moeite hebben om de kattenbak te gebruiken
•  asymmetrie of scheefheid
•  (vage) onregelmatigheden in het lopen
•  optrekken van een pootje of
•  juist slepen met één of meer pootjes
•  rugproblemen zoals, rugpijn, hernia
•  (ter ondersteuning bij) gewrichtsproblemen zoals artrose, spondylose, heupdysplasie 

Vruchtbaarheidsproblemen:
•  niet of juist te vaak krols worden
•  moeizame bevruchting of moeizame bevallingen

Spijsverteringsproblemen:
•  eetlust problemen
•  maagklachten
•  meer/vaker braken dan gewoonlijk
•  darmklachten zoals
– diarree of obstipatie
– onrustige of wisselende ontlasting
•  onder- of overgewicht

Stofwisselingsproblemen:
•  ontstekingen
•  slechte doorbloeding
•  slechte wondgenezing
•  slecht herstel na ziekte, trauma of operatie
•  te weinig of te veel energie
•  slechte conditie
•  blaas- of nierproblemen
•  hormonale verstoringen

Bindweefsel- en huidproblemen:
•  doffe of slechte vacht hebben
•  problemen met de rui
•  kale plekken
•  jeuk
•  littekens of verklevingen

Gedrag (gedragsproblemen kunnen voortkomen uit fysieke pijn):
•  (plotse) gedragsverandering zoals
– ­niet meer aangeraakt willen worden of alleen op bepaalde plaatsen (bij aaien of borstelen)
– agressie
– lusteloos gedrag
•  een andere slaaphouding dan normaal
•  plassen in huis
•  de kattenbak niet of niet altijd gebruiken
•  niet lekker in zijn of haar vel zitten